Aanwezigheidsrecht zitting
Het aanwezigheidsrecht houdt in dat een verdachte de kans moet krijgen om op zijn zitting aanwezig te zijn. Uitgangspunt is de berechting in tegenwoordigheid van de verdachte. Vandaar dat de regels omtrent de betekening van de dagvaarding strikt moeten worden nageleefd. Wanneer een verdachte door omstandigheden niet op zijn zitting aanwezig kan zijn, moet steeds beoordeeld worden of de zitting om die reden aangehouden moet worden. Een verdachte kan zelf om uitstel vragen maar in sommige gevallen moet de de rechter ambtshalve besluiten tot aanhouding van de zitting.
Achtergrond aanwezigheidsrecht
Een verdachte heeft op grond van art. 6 EVRM recht op berechting in zijn tegenwoordigheid, maar kan daarvan afstand doen, mits dat op ondubbelzinnige wijze wordt gedaan.
Daarnaast moet het aanwezigheidsrecht wel worden afgewogen tegen het belang van een behoorlijke rechtspleging. Wanneer de verdachte aangeeft gebruik te willen maken van zijn aanwezigheidsrecht kan dat niet makkelijk worden genegeerd.
Aanwezigheidsrecht tijdens detentie
Uitgangspunt is dat indien de dagvaarding van een verdachte die is ingeschreven in de basisregistratie personen, rechtsgeldig is betekend, de verdachte niet op de terechtzitting is verschenen en de ter terechtzitting aanwezige, door de verdachte uitdrukkelijk gevolmachtigde raadsvrouwe niet verzoekt de behandeling van de zaak aan te houden met het oog op de uitoefening van het aanwezigheidsrecht door de verdachte, de rechter – behoudens duidelijke aanwijzingen van het tegendeel – kan uitgaan van het vermoeden dat de verdachte vrijwillig afstand heeft gedaan van zijn recht om in zijn tegenwoordigheid te worden berecht. Nochtans bestaat de mogelijkheid dat achteraf moet worden vastgesteld dat aan het recht van de verdachte om in zijn tegenwoordigheid te worden berecht, is tekortgedaan. Dit kan zich voordoen indien de verdachte ten tijde van de behandeling van zijn zaak rechtens van zijn vrijheid was beroofd zonder dat dit de rechter bekend was.
Zo oordeelde de Hoge Raad dat het aanwezigheidsrecht was geschonden bij een verdachte die kort voor de zitting werd aangehouden en tegen de politie zei dat hij een zitting had (HR 20 juni 2017, ECLI:NL:HR:2017:1128). Anders was het in HR 4 oktober 2016, ECLI:NL:HR:2016:2240, NJ 2016/486, NbSr 2016/225 waar het ging om een verdachte die al enkele weken gedetineerd was voordat de terechtzitting plaatsvond in welk geval kan worden aangenomen dat de verdachte in voldoende mate in de gelegenheid is geweest een aanhoudingsverzoek te (doen) indienen en waarbij de bepaaldelijk gevolmachtigd advocaat wel aanwezig was. In die zaak oordeelde de Hoge Raad:
" Indien verdachte niet op de tz. is verschenen, maar de dagvaarding aan hem in persoon is betekend en de ttz. aanwezige, door verdachte uitdrukkelijk gevolmachtigde raadsman niet verzoekt de behandeling van de zaak aan te houden m.h.o. de uitoefening van het aanwezigheidsrecht door verdachte, kan de rechter uitgaan van het vermoeden dat verdachte vrijwillig afstand heeft gedaan van zijn recht om in zijn tegenwoordigheid te worden berecht. In die situatie brengt de enkele omstandigheid dat verdachte t.t.v. de behandeling van zijn strafzaak zich in detentie bevond zonder dat dit de rechter bekend was, niet mee dat achteraf moet worden vastgesteld dat feitelijk aan het recht van verdachte om in zijn tegenwoordigheid te worden berecht, is tekortgedaan."
Uitstel zitting aanvragen
De advocaat kan op de zitting om uitstel vragen maar vaak is het beter om eerder al een schriftelijk verzoek tot uitstel van de zitting in te dienen. In het verzoek moet worden aangegeven wat de reden is voor het verzoek tot uitstel en waar mogelijk moet dit ook worden onderbouwd met bewijsstukken.
Het kan onder andere gaan om uitstel wegens
> Meer informatie uitstel zitting
Ambtshalve aanhouding zitting bij niet verschijnen
In sommige gevallen is de rechter ambtshalve verplicht om de zitting aan te houden. Er hoeft dan niet eerst een verzoek tot uitstel te worden gedaan. Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer de verdachte gedetineerd is en om een of andere reden niet door justitie is overgebracht naar de zitting. Dit geldt alleen niet wanneer er afstand is gedaan van het aanwezigheidsrecht.
Ook wanneer er duidelijke aanwijzingen bestaan dat de verdachte niet vrijwillig afstand heeft gedaan van zijn aanwezigheidsrecht of voor de zitting in hoger beroep moet als uitgangspunt worden genomen dat de verdachte bij de zitting aanwezig wil zijn.
> Uitstel zitting wegens detentie
> Meer informatie ambtshalve aanhouding bij niet verschijnen
Actuele ontwikkelingen aanwezigheidsrecht
De rechtspraak van de Hoge Raad over verzoeken tot aanhouding van het onderzoek ter terechtzitting met het oog op de verwezenlijking van het aanwezigheidsrecht van de verdachte, is sindsdien evenwel in beweging gebleken. In uitspraken van 16 oktober 2018 maakte de Hoge Raad aan de hand van zijn eerdere rechtspraak algemene opmerkingen over de wijze waarop aanhoudingsverzoeken door de verdediging dienen te worden onderbouwd en door de rechter dienen te worden beoordeeld (HR 16 oktober 2018, ECLI:NL:HR:2018:1934, NJ 2019/285 en HR 16 oktober 2018, ECLI:NL:HR:2018:1957, NJ 2019/286, m.nt. Mevis.)
De Hoge Raad onderscheidt daarbij twee gronden waarop een verzoek van de verdediging tot aanhouding van het onderzoek ter terechtzitting kan worden afgewezen. De rechter kan het verzoek ten eerste afwijzen op de grond dat de aan het verzoek ten grondslag gelegde omstandigheid niet aannemelijk is. Doet zich dit eerste geval niet voor, dan dient hij alle bij aanhouding van het onderzoek ter terechtzitting betrokken belangen af te wegen, welke afweging – ten tweede – kan leiden tot de conclusie dat het verzoek moet worden afgewezen.
Nadien heeft de Hoge Raad onder meer beslist dat een afwijzing van het aanhoudingsverzoek eveneens kan worden gestoeld op het oordeel dat door of namens de verdachte niet is vermeld waarop het verzoek tot aanhouding van de behandeling van de zaak steunt (HR 22 januari 2019, ECLI:NL:HR:2019:90, NJ 2019/66.)
Aanhoudingsverzoek bij onbekende afwezigheid
De Hoge Raad heeft nadere regels gegeven voor de beoordeling van een aanhoudingsverzoek in een tweetal bijzondere situaties, te weten die waarin de verdachte gedetineerd is in het buitenland (HR 14 mei 2019, ECLI:NL:HR:2019:709, NJ 2019/290, m.nt. Mevis.) en die waarin de raadsman op de terechtzitting aangeeft dat hij niet weet waarom de verdachte niet is verschenen en dat hij het mogelijk acht dat de verdachte geen weet heeft van de zitting(sdatum) en hij om die reden een aanhoudingsverzoek doet (HR 9 juli 2019, ECLI:NL:HR:2019:1142 en ECLI:NL:HR:2019:1145.).
In HR 9 juli 2019, ECLI:NL:HR:2019:1142 en ECLI:NL:HR:2019:1145 is door de Hoge Raad aangegeven dat een aanhoudingsverzoek twee aspecten omvat, te weten:
- de raadsman geeft aan niet te weten waarom de verdachte er niet is en hem wel te hebben verwacht en noemt daarnaast als mogelijke reden voor de afwezigheid van de verdachte dat deze (mogelijk) niet op de hoogte is van de terechtzitting. De voor deze situatie door de Hoge Raad gegeven regels maken duidelijk dat het niet aannemelijk worden van de – mogelijke – reden voor de afwezigheid van de verdachte, het tweede aspect dus, de afwijzing van het aanhoudingsverzoek kan dragen. Is de dagvaarding of oproeping voor de terechtzitting aan de verdachte in persoon uitgereikt, dan kan naar het oordeel van de Hoge Raad op die grond zonder meer onaannemelijk worden geacht dat de verdachte van de zitting niet op de hoogte is en kan het aanhoudingsverzoek reeds om die reden worden afgewezen. Het eerste aspect, dat de raadsman niet weet waarom de verdachte niet is verschenen en hij wel had verwacht dat de verdachte zou verschijnen, behoeft dan niet nog een afzonderlijk antwoord van de rechter (in de vorm van een afweging van alle bij aanhouding van het onderzoek ter terechtzitting betrokken belangen).