Kosten van rechtsbijstand benadeelde partij
De kosten van rechtsbijstand vallen niet onder de materiele schade, voor zover deze kosten zijn gemaakt ten behoeven van het opstellen en indienen van de vordering benadeelde partij en de eventuele rechtsbijstand tijdens de zitting, Ingevolge art. 592a Sv moet omtrent die deze kosten van rechtsbijstand door de rechter een afzonderlijke beslissing worden genomen, die ingevolge het bepaalde in art. 361, vijfde lid, Sv (voor hoger beroep in samenhang met art. 415 Sv) in de uitspraak moet te worden opgenomen.
Geen schadevergoedingsmaatregel kosten van rechtsbijstand
Het is vaste jurisprudentie dat de kosten van rechtsbijstand die (mede) verband houden met het opstellen en indienen van de vordering van de benadeelde partij niet voor vergoeding in aanmerking komen. Deze zijn inbegrepen in een eventuele proceskostenveroordeling waarvoor een vergoeding naar liquidatietarief kan worden geboden. Dit heeft de Rechtbank Noord-Nederland onlangs (5 maart 2019) nog bevestigd in uitspraak ECLI:NL:RBNNE:2019:835. Hierin oordeelde zij het volgende:
“Voor wat betreft de gevorderde advocaatkosten, de hoogte van de eigen bijdrage van € 143,-, overweegt de rechtbank dat voor toewijzing van een vordering tot schadevergoeding als bedoeld in art. 51f, eerste lid, Wetboek van Strafvordering (Sv) alleen die schade in aanmerking komt die rechtstreeks is geleden door het strafbare feit. De kosten van rechtsbijstand zijn niet als zodanige rechtstreekse schade aan te merken. Dat brengt mee dat dergelijke kosten ook niet in aanmerking kunnen worden genomen bij de oplegging van schadevergoedingsmaatregel. Nu de benadeelde partij dergelijke proceskosten als onderdeel van de schade in de zin van art. 51f Sv heeft gevorderd, dient zij in zoverre in die vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard.”
Door een benadeelde partij gemaakte kosten voor rechtsbijstand zijn te rekenen tot de proceskosten in de zin van artikel 592a Sv, zie Hoge Raad 4 december 2018. (ECLI:NL:HR:2018:2233).
Rechtbank Noord-Nederland onlangs (5 maart 2019) nog bevestigd in uitspraak ECLI:NL:RBNNE:2019:835. Hierin oordeelde zij het volgende:
“Voor wat betreft de gevorderde advocaatkosten, de hoogte van de eigen bijdrage van € 143,-, overweegt de rechtbank dat voor toewijzing van een vordering tot schadevergoeding als bedoeld in art. 51f, eerste lid, Wetboek van Strafvordering (Sv) alleen die schade in aanmerking komt die rechtstreeks is geleden door het strafbare feit. De kosten van rechtsbijstand zijn niet als zodanige rechtstreekse schade aan te merken. Dat brengt mee dat dergelijke kosten ook niet in aanmerking kunnen worden genomen bij de oplegging van schadevergoedingsmaatregel. Nu de benadeelde partij dergelijke proceskosten als onderdeel van de schade in de zin van art. 51f Sv heeft gevorderd, dient zij in zoverre in die vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard.”
Door een benadeelde partij gemaakte kosten voor rechtsbijstand zijn te rekenen tot de proceskosten in de zin van artikel 592a Sv, zie Hoge Raad 4 december 2018. (ECLI:NL:HR:2018:2233).
"Voor de toewijzing van een vordering tot schadevergoeding als bedoeld in art. 51a, eerste lid, Sv komt alleen die schade in aanmerking die rechtstreeks is geleden door het strafbare feit. De kosten voor rechtsbijstand zijn niet als zodanige rechtstreekse schade aan te merken (Zie HR 21 september 1999, ECLI:NL:HR:1999:ZD1533, NJ 1999/801, rov. 3.4 en HR 18 april 2000, ECLI:NL:HR:2000:ZD1786, NJ 2000/413, rov. 3.1.1.)
Dat brengt mee dat dergelijke kosten ook niet in aanmerking kunnen worden genomen bij de oplegging van de in art. 36f, eerste lid, Sr voorziene maatregel (Zie HR 18 april 2000, ECLI:NL:HR:2000:ZD1786, NJ 2000/413, rov. 3.1.1; HR 29 mei 2001, ECLI:NL:HR:2001:AB1819, NJ 2002/123, rov. 5.10 en HR 4 december 2001, ECLI:NL:HR:2001:AD5236, rov. 4.1.)."