Wanneer afname DNA bij veroordeelden
Wanneer afname van DNA plaatsvindt bij veroordeelden is geregeld in de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden.
Wanneer afname DNA
In de definitie van 'veroordeelden' in het kader van de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden, zoals vermeldt in artikel 1 onder c van de Wet, staat beschreven in welke gevallen iemand als veroordeelden in de zin van deze wet heeft te gelden. Deze definitie geeft ook aan wanneer een veroordeelde DNA moet afgeven:
Na veroordeling tot een van de volgende straffen:
- gevangenisstraf
- jeugddetentie
- taakstraf
- militaire detentie
- plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis
- TBS met dwangverpleging
- TBS met voorwaarden
- PIJ-maatregel (art. 77s Sr.)
- ISD-maatregel (art. 38m Sr.)
Bij een geldboete of hechtenis kan de veroordeelde niet worden verplicht om zijn DNA af te geven
Veroordeling door rechter en strafbeschikking
De verplichting om mee te werken aan de afname van DNA geldt alleen
- na een veroordeling door een rechter
- na ontslag van rechtsvervolging wegens ontoerekeningsvatbaarheid (art. 39 Sr.)
- na een onherroepelijke strafbeschikking
De Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden is dus niet van toepassing bij een transactie (art. 74 Sr.), bij ontslag van rechtsvervolging op andere gronden, bij een vrijspraak, of bij toepassing van artikel 9a Sr.
Veroordeling hoeft niet onherroepelijk te zijn
In de definitie van 'veroordeelden' in de zin van de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden is te lezen dat de veroordeling nog niet onherroepelijk hoeft te zijn. Ook een verdachte die in eerste aanleg is veroordeeld, maar tegen deze uitspraak in hoger beroep is gegaan, is volgens de wet verplicht om DNA af te geven.
Misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten
Als laatste eis geldt dat het moet gaan om een veroordeling of een onherroepelijke strafbeschikking voor een feit waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten.