Vertegenwoordiging bij benadeelde partij
De benadeelde partij hoeft niet steeds zelf op te treden, maar mag zich ook laten vertegenwoordigen in het strafproces.
Wettelijk kader vertegenwoordiging
Het wettelijk kader van de vertegenwoordiging volgt uit de volgende bepalingen:
Art. 51c Sv:
“1. Het slachtoffer kan zich doen bijstaan.
2. Het slachtoffer kan zich op de terechtzitting doen vertegenwoordigen door een advocaat, indien deze verklaart daartoe uitdrukkelijk gevolmachtigd te zijn, of door een gemachtigde die daartoe een bijzondere en schriftelijke volmacht heeft.
(…)”
Art. 51f Sv:
“1. Degene die rechtstreeks schade heeft geleden door een strafbaar feit, kan zich terzake van zijn vordering tot schadevergoeding als benadeelde partij voegen in het strafproces.
2. Indien de in het eerste lid bedoelde persoon ten gevolge van het strafbare feit is overleden, kunnen zich voegen diens erfgenamen terzake van hun onder algemene titel verkregen vordering en de personen, bedoeld in artikel 108, eerste en tweede lid, van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek terzake van de daar bedoelde vorderingen.
3. De in het eerste en tweede lid bedoelde personen kunnen zich eveneens voor een deel van hun vordering voegen.
4. Zij die om in een burgerlijk geding in rechte te verschijnen, bijstand behoeven of vertegenwoordigd moeten worden, hebben om zich overeenkomstig het eerste lid te voegen, in het strafproces de bijstand of vertegenwoordiging eveneens nodig. Een machtiging van de kantonrechter, als bedoeld in artikel 349, lid 1, Boek 1, van het Burgerlijk Wetboek, is voor die vertegenwoordiger niet vereist. Ten aanzien van de verdachte zijn de bepalingen betreffende bijstand of vertegenwoordiging, nodig in burgerlijke zaken, niet van toepassing.
(…)”
Art. 51g Sv:
“1. Bij de mededeling op grond van artikel 51a, derde lid, dat vervolging tegen een verdachte wordt ingesteld, zendt de officier van justitie een formulier voor voeging toe. Voor de aanvang van de terechtzitting geschiedt de voeging door een opgave van de inhoud van de vordering en van de gronden waarop deze berust, bij de officier van justitie die met de vervolging van het strafbare feit is belast. Deze opgave vindt plaats door middel van een door Onze Minister van Veiligheid en Justitie vastgesteld formulier.
2. De officier van justitie doet van de voeging zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling aan de verdachte en, in het in het vierde lid bedoelde geval, aan diens ouders of voogd.
3. Ter terechtzitting geschiedt de voeging door de opgave, bedoeld in het eerste lid, eerste volzin, bij de rechter uiterlijk voordat de officier van justitie in de gelegenheid is gesteld overeenkomstig artikel 311 het woord te voeren. Deze opgave kan ook mondeling worden gedaan
(…)”
15. Op grond van art. 51c lid 2 Sv kan de benadeelde partij zich ter zitting laten vertegenwoordigen door een gemachtigde, die daartoe een bijzondere en schriftelijke volmacht heeft.
3 Deze bepaling strekt zich ook uit tot de voeging door middel van de opgave als bedoeld in art. 51g, eerste lid, Sv. In het in die bepaling bedoelde formulier is dan ook een voorziening getroffen voor het verstrekken van een dergelijke volmacht. Dat kan worden afgeleid uit HR 5 februari 2002, ECLI:NL:HR:2002:AD5371, rov. 4.4. (Ten tijde van die uitspraak golden nog het oude art. 51b en art. 51e Sv.)
Het bepaalde in art. 51c Sv moet worden onderscheiden van art. 51f, vierde lid, Sv, dat betrekking heeft op gevallen waarbij er een wettelijke verplichting is om te worden vertegenwoordigd als de benadeelde partij niet in staat is tot een behoorlijke belangenbehartiging in rechte (Kamerstukken II 2004/05, 30 143, nr. 5, p. 6). Deze bepaling is in onderhavige zaak niet van toepassing.
Mogelijkheden bij vertegenwoordiging
Er zijn bij vertegenwoordiging twee mogelijkheden voor de voeging. Van belang is steeds om vast te stellen in welke hoedanigheid iemand de vordering van de benadeelde partij [de vennootschap] heeft ingevuld en ondertekend:
1. als optredende voor de rechtspersoon
Als iemand voor de rechtspersoon is opgetreden, is steeds de vraag of hij daartoe bevoegd is. Welke functie heeft de persoon binnen de onderneming en geeft die functie hem ook de bevoegdheid zich te voegen? Op grond van het bepaalde in art. 2:130, tweede lid, eerste volzin, BW is elke bestuurder bevoegd de vennootschap te vertegenwoordigen. Een in de statuten neergelegde beperking heeft in beginsel geen werking tegenover derden: een voorwaarde voor de bevoegdheid tot vertegenwoordiging kan slechts door de vennootschap worden ingeroepen, zo kan worden afgeleid uit art. 2:130, derde lid, tweede volzin, BW (Asser/Maeijer/Van Solinge & Nieuwe Weme 2-II* 2009, nr. 396.)
Het bestuur is in beginsel (dus) steeds onbeperkt en onvoorwaardelijk vertegenwoordigingsbevoegd, tenzij uit de wet iets anders voortvloeit (J.B. Huizink, Rechtspersoon, vennootschap en onderneming, Deventer: Kluwer 2013, p. 224 nr. 143.).
Art. 2:130, vierde lid, BW bepaalt dat de statuten ook aan andere personen dan bestuurders bevoegdheid tot vertegenwoordiging kunnen toekennen.
Dit moet echter steeds uit de processtukken blijken (ECLI:NL:PHR:2015:2705).
2. als vertegenwoordiger/gemachtigde van de rechtspersoon zoals bedoeld in art. 51c Sv;
In dat geval is een schriftelijke volmacht vereist en moet de rechter bij het ontbreken daarvan de benadeelde partij in de gelegenheid stellen het verzuim te herstellen en als hieraan geen gevolg zou zijn gegeven de vennootschap niet ontvankelijk hebben moeten verklaren;
Hoe te handelen bij onduidelijkheid?
In HR 16 november 2004, ECLI:NL:HR:2004:AR3043, NJ 2005/45 heeft de Hoge Raad geoordeeld dat de in art. 51c, tweede lid, Sv vermelde volmacht niet vereist is als iemand als vestigingsmanager optreedt namens een rechtspersoon. De Hoge Raad laat daarbij verder in het midden waar de bevoegdheid van de vestigingsmanager om de rechtspersoon te vertegenwoordigen uit zou (moeten) blijken: uit de wet, statuten of anderszins. Langemeijer leest in dit arrest dat “wanneer schade is geleden door een rechtspersoon, het voegingsformulier wordt ingevuld door degene die volgens de wet of de statuten tot vertegenwoordiging bevoegd is of anderszins een algemene procuratie heeft en dat daarnaast niet een bijzondere volmacht voor dit doel is vereist.” Met andere woorden: wanneer een rechtspersoon optreedt als benadeelde partij wordt zij ter terechtzitting vertegenwoordigd door degene die volgens de wet of de statuten bevoegd is tot vertegenwoordiging van de rechtspersoon. Deze kan, op zijn beurt, een vertegenwoordiger machtigen om namens hem op te treden.
Het is aan de advocaat om het bestaan van een dergelijke volmacht gemotiveerd te betwisten. Een gemotiveerde betwisting van de vertegenwoordigingsbevoegdheid bij een rechtspersoon noopt tot het onderzoeken of degene die het voegingsformulier heeft ondertekend namens de rechtspersoon, Ook moet de advocaat aanvoeren welk concreet bezwaar tegen de vertegenwoordigingsbevoegdheid bestaat, vlg. ECLI:NL:PHR:2015:2705.