Maassen vs Nederland over geschokte rechtsorde: EHRM 9 februari 2021, nr. 10982/15 (Maassen t. Nederland)

Geplaatst op: 20 april 2024

De zaak EHRM 9 februari 2021, nr. 10982/15 (Maassen t. Nederland) gaat over de eisen die gesteld mogen worden aan de grond ‘geschokte rechtsorde”.

Het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) oordeelde in de zaken Hasselbaink (zaak 73329/16), Zohlandt (zaak 69491/16) en Maassen (zaak 10982/15) tegen Nederland. Alle drie de verdachten hadden voor meerdere maanden in voorlopige hechtenis gezeten, en in een zaak was de verdachte uiteindelijk volledig vrijgesproken. In strijd met artikel 5 lid 3 EVRM, hadden de strafrechters niet in hun schriftelijk besluiten toegelicht waarom de specifieke omstandigheden verlenging van het voorlopige hechtenis rechtvaardigden. De Nederlandse rechters verwezen in hun besluiten terug naar de eerste beslissing om voorlopige hechtenis op te leggen. Maar volgens het EHRM dient ook een verlengingsbeslissing voldoende gemotiveerd te worden aan de hand van relevante en actuele omstandigheden van het geval.

Ernstig geschokte rechtsorde

“Rechtsorde” is synoniem aan “openbare orde” in rechtspraak EHRM.  “Ernstig geschokte” rechtsorde (public disorder) is alleen “relevant” en “voldoende” indien dit is gebaseerd op feiten waaruit blijkt dat de invrijheidsstelling van de verdachte daadwerkelijk de openbare orde zou verstoren.
De voortzetting van detentie kan niet worden gebruikt om vooruit te lopen op een vrijheidsstraf. De noodzaak om de voorlopige hechtenis voort te zetten kan niet worden beoordeeld vanuit een puur abstract oogpunt, waarbij alleen rekening wordt gehouden met de ernst van het strafbare feit.
De beoordeling kan niet los worden gezien van de daadwerkelijke duur van de voorlopige hechtenis: hoe langer die duurt, hoe meer onderbouwing nodig is om de vermeende risico’s bij invrijheidsstelling overtuigend aan te tonen.

Bij de beslissing tot bevel gevangenhouding door de raadkamer van de rechtbank d.d. 18 december 2014 is niet alleen gekeken naar de ernst van het feit, maar ook rekening gehouden met de jonge leeftijd van het slachtoffer en de grote media-aandacht. Dat was wel voldoende gemotiveerd.
Latere beslissingen voldoen niet aan de eisen:

  • in appel door hof d.d. 14 januari 2015,
  • rechtbank d.d. 17 maart 2015, in appel
  • door hof d.d. 22 april 2015,
  • rechtbank d.d. 9 juni 2015In deze beslissingen is onvoldoende gemotiveerd dat de openbare orde zou zijn verstoord indien de voorlopige hechtenis zou worden opgeheven of geschorst.
    De beslissingen bevestigen op een relatief stereotiepe manier de eerdere beslissingen, zonder in te gaan op de argumenten van de verzoeker en het OM en zonder enige verdere uitleg. Zij vormen niet meer dan een aaneenschakeling van verwijzingen die terugvoerden op de beschikking van de rechter-commissaris van 5 december 2014.

    CONCLUSIE:
    De motivering van de gerechten kunnen wel als “relevant”, maar niet als “voldoende” worden beschouwd om de voortzetting van de vrijheidsbeneming te rechtvaardigen.
    Aldus hoeft het Hof niet meer na te gaan of de bevoegde autoriteiten “bijzondere zorgvuldigheid” hebben betracht tijdens het verloop van de procedure.
    Schending art. 5 lid 3 EVRM.

ECLI:CE:ECHR:2021:0209JUD001098215 (Maassen)

ECLI:CE:ECHR:2021:0209JUD006949116 (Zohlandt)

ECLI:CE:ECHR:2021:0209JUD007332916 (Hasselbaink)

Vrijheidsbeneming is een zodanig diep in het leven van een burger ingrijpende maatregel dat daarmee uiterst terughoudend moet worden omgegaan. In de rechtspraak van het EHRM wordt daarom als uitgangspunt genomen dat de verdachte die nog niet door een daartoe bevoegde rechter is veroordeeld, zijn berechting in vrijheid mag afwachten tenzij er dringende redenen zijn om af te wijken van het uitgangspunt: vrij, tenzij. Van de rechter mag ook op grond van de nationale wetgeving, worden verwacht dat hij de beslissing waarbij aan de verdachte de vrijheid wordt ontnomen naar behoren motiveert en toelicht waarom een uitzondering wordt gemaakt op het recht dat elke verdachte toekomt zijn berechting in vrijheid af te wachten. Die motiveringsplicht die overigens al bestond op grond van het Wetboek van Strafvordering, is nog eens uitdrukkelijk onderschreven in recente uitspraken van het EHRM in de zaken van 9 februari 2021 (lees: Hasselbaink, Maassen en Zohlandt)

In de kern komt de rechtspraak van het EHRM er op neer dat in de beslissing van de rechter dient te worden vermeld of, en zo ja waarom, in de concrete voorliggende zaak de verdachte niet in aanmerking komt voor het recht zijn berechting in vrijheid af te wachten. Daarbij volstaat niet enkel te verwijzen naar algemeenheden of naar algemene formules maar dient aan de hand van concrete omstandigheden te worden aangegeven waarom in dat concrete geval voorlopige hechtenis noodzakelijk is.”
“Het hof leidt uit de rechtspraak van het EHRM ook af dat de rechter dient na te gaan of de situatie als bedoeld in artikel 67a lid 3 van het Wetboek van Strafvordering, het zogeheten anticipatiegebod, mogelijk aan de orde is, en gelet op de op de rechter rustende motiveringsplicht dient de rechter gemotiveerd aan te geven of, en zo ja waarom, de situatie als bedoeld in artikel 67a lid 3 van het Wetboek van Strafvordering niet aan de orde is.”
 
“Dat geldt naar het oordeel van het hof ook voor de vraag of er ruimte is voor schorsing van de voorlopige hechtenis. Gelet op het ingrijpende karakter van de vrijheidsbeneming rust op de rechter ook de verplichting om, zodra hij van oordeel is dat vrijheidsbeneming aangewezen is, telkens ambtshalve na te gaan of niet ook op andere, voor de verdachte minder bezwarende wijze tegemoet kan worden gekomen aan het belang dat de samenleving heeft bij (voortzetting van) de voorlopige hechtenis.

Herhalingsgevaar als enige grond beperkt toegestaan bij voorlopige hechtenis

Geplaatst op: 20 april 2024

Het EHRM is  kritisch als herhalingsgevaar de enige grond voor voorlopige hechtenis is (EHRM Smirnova vs. Russia). Het EHRM staat herhalingsgevaar op zich toe als grond, maar overweegt dat het als grond voor voortdurende detentie onredelijk is, voorts is het zwakker dan vluchtgevaar (EHRM Matznetter vs. Austria).  Het EHRM geeft recent aan dat abstract gevaar in het kader van algemeen beleid van generale preventie niet is toegestaan, gevaar dient concreet gemotiveerd (EHRM Haydn vs. Germany).

Lees meer >


De toepassing van de voorlopige hechtenis ingeval de verdenking een terroristisch misdrijf

Geplaatst op: 07 september 2018

De introductie van de mogelijkheid van een dermate langdurende vrijheidsbeneming deed bij mij de vraag rijzen of dit nog wel verenigbaar is met het recht op vrijheid, zoals dit is neergelegd in artikel 5 EVRM en of het feit dat er sprake is van verdenking van een terroristisch misdrijf de grote discrepantie tussen de duur van de voorlopige hechtenis ingeval het een verdachte van een terroristisch misdrijf betreft en ingeval het een verdachte van een commune misdrijf betreft rechtvaardigt. Mijn onderzoeksvraag luidt daarom:
‘Is toepassing van voorlopige hechtenis zoals bedoeld in artikel 66, derde lid van het Wetboek van Strafvordering ingeval de verdenking een terroristisch misdrijf betreft, gerechtvaardigd in het licht van het recht op vrijheid en veiligheid, zoals bedoeld in artikel 5 EVRM?’

Lees meer >


Geslaagd beroep noodweerexces bij voorlopige hechtenis; afwijzing vordering gevangenhouding

Geplaatst op: 17 augustus 2018

Ook in de fase van de voorlopige hechtenis kan door de verdediging met succes een beroep worden gedaan op noodweer(exces). Dat blijkt uit een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 27 augustus 2018, ECLI:NL:GHARL:2013:6293. In dat kader zijn verschillende verweren mogelijk;

  • Vanwege het beroep op noodweerexces is de maatschappij niet ernstig geschokt wanneer de verdachte in vrijheid zou worden geste;d
  • Er moet ernstig rekening worden gehouden met de mogelijkheid dat later een gevangenisstraf van kortere duur wordt opgelegd dan de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht (anticipatiegebot)

Vanwege deze redenen werd in de genoemde uitspraak de vordering tot gevangenhouding afgewezen.

Lees meer >


Geen voorlopige hechtenis bij bootongeluk door schuld

Geplaatst op: 12 november 2017

De raadkamer van de rechtbank Midden-Nederland heeft de vordering om de voorlopige hechtenis te verlengen afgewezen. Het gaat om een 49-jarige man uit Oosterbeek die verdacht wordt van betrokkenheid bij de aanvaring op de Vinkeveense Plassen. Volgens de rechtbank ontbreken de ernstige bezwaren voor doodslag (geen opzet) en is voorlopige hechtenis niet toegelaten voor dood door schuld (art. 307 Sr.)

Lees meer >


Verlenging inverzekeringstelling alleen bij dringende noodzakelijkheid

Geplaatst op: 20 mei 2017

Verlenging van de inverzekeringstelling is alleen toegestaan bij dringende noodzakelijkheid, zeker als het gaat om een minderjarige verdachte. Dit volgt o.a. uit Rechtbank Gelderland, 15 juli 2013, ECLI:NL:RBGEL:2013:2166 :
“Niet is gebleken van een dringende noodzakelijkheid tot verlenging van de inverzekeringstelling. Zeker bij een minderjarige verdachte staat voorop dat diens vrijheidsbeneming zo kort mogelijk dient te zijn, gelet op hetgeen is neergelegd in onder meer art. 5 EVRM. Onmiddellijke invrijheidstelling van verdachte gelast.”

Lees meer >


Uitgangspunt: voorlopige hechtenis is ultimum remedium

Geplaatst op: 27 maart 2017

Het uitgangspunt is altijd dat een verdachte onschuldig is totdat het tegendeel bewezen is. Dit is onder andere vastgelegd in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en artikel 14 van het Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten (IVBPR). Het recht op vrijheid is terug te vinden in artikel 15 Grondwet, artikel 5 EVRM en artikel 9 IVBPR. Voorlopige hechtenis is wel mogelijk onder dit recht, maar het mag alleen als uiterst middel (ultimum remedium): worden ingezet. De waarborgen voor motivering van de voorlopige hechtenis op basis van deze mensenrechten zijn:

  1. Een bevel tot voorlopige hechtenis moet gemotiveerd zijn.
  2. De motivering mag niet ‘algemeen en abstract’ zijn.
  3. Autoriteiten moeten ‘relevante en voldoende’ redenen geven voor voortzetting van
    de voorlopige hechtenis.
  4. De zwaarte van de (waarschijnlijke) straf is geen op zich zelf staande reden voor
    voorlopige hechtenis.
  5. Hoe langer de hechtenis, hoe grondiger de rechterlijke toetsing.
  6. De voorlopige hechtenis mag niet gebruikt worden om een verdachte zijn straf
    alvast te laten uitzitten.
  7. De rechter moet alternatieven voor hechtenis overwegen.

Lees meer >


Literatuur en artikelen over voorlopige hechtenis

Geplaatst op: 28 januari 2017

Wij bieden u een overzicht van interessante artikelen en literatuur over de voorlopige hechtenis.

Lees meer >


EHRM Geisterfer vs Nederland: 12 jaarsgrond in hoger beroep na eerdere schorsing voorlopige hechtenis

Geplaatst op: 28 januari 2017

Een herleving van het voorarrest wegens het bestaan van een geschokte rechtsorde moet worden gestaafd aan de hand van concrete feiten en omstandigheden waaruit de maatschappelijke onrust zou blijken. Dat is de kern van de uitspraak EHRM 9 december 2014 , appl.no. 15911/08 (Geisterfer vs Nederland).

Lees meer >


Invrijheidstelling na vergeten vordering verlenging voorlopige hechtenis

Geplaatst op: 31 december 2016

Na een schorsing van het onderzoek ter zitting heeft de politierechter verzuimd om de voorlopige hechtenis te verlengen. De zaak werd voor onbepaalde tijd aangehouden. Na het verstrijken van de termijn moet de verdachte dan in vrijheid worden gesteld vanwege het ontbreken van een titel (Rb Limburg, 28 oktober 2016, ECLI:NL:RBLIM:2016:9585).

Lees meer >


Direct contact met een advocaat?
Meld gratis en vrijblijvend uw zaak aan.
Zaak aanmelden