Schorsing voorlopige hechtenis
In Nederland bestaan de alternatieven voor de voorlopige hechtenis in de voorwaarden die de rechter verbindt aan de opschorting of de schorsing van de voorlopige hechtenis (artikel 80 van het Wetboek van Strafvordering). Aan de schorsing van de voorlopige hechtenis zijn een aantal voorwaarden van rechtswege verbonden. Daarnaast kan de rechter andere voorwaarden aan de schorsing verbinden. De rechter is vrij in de voorwaarden die hij daarbij stelt – deze kunnen vrijheidsbeperkend zijn of de verplichting tot deelname aan zekere activiteiten of programma’s inhouden – maar zal wel rekening moeten houden met het grondrechtelijk kader, zoals neergelegd in de Grondwet en de mensenrechtenverdragen. Uit de wetgeschiedenis blijkt voorts dat de voorwaarden moeten strekken tot verwezenlijking van het doel van de voorlopige
hechtenis. Uit de jurisprudentie blijkt dat voorwaarden van verschillende aard worden opgelegd. De meest voorkomende voorwaarden zijn voorwaarden die de bewegingsvrijheid van de
verdachte rechtstreeks beperken (b.v. locatieverboden en -geboden, contactverboden, inleveren paspoort) en voorwaarden die het gedrag van de verdachte raken (b.v. reclasseringstoezicht, verbod op het nuttigen van alcohol of drugs). De schorsingsvoorwaarden kunnen zo nodig worden gecombineerd met zekerheidsstelling in de vorm van een borgsom of met elektronisch toezicht.
Voorwaarden bij schorsing voorlopige hechtenis
Voor de lijst van (andere) schorsingsvoorwaarden kunnen bestaande regelingen als voorbeeld dienen. Te denken valt aan voorwaarden als:
- een contactverbod;
- een locatieverbod / een locatiegebod;
- een meldplicht;
- een verbod op het gebruik van verdovende middelen en/of alcohol;
- een uitreisverbod;
- het inleveren van het paspoort of ander reisdocument;
- het verlenen van medewerking aan reclasseringsrapportages;
- het gehoor geven aan oproepingen en/of het verschijnen ter terechtzitting.