Ontstaansmoment kennisneming processtukken
Door de Wet Processtukken is nu concreet weergegeven waarop het moment van de bevoegdheid tot kennisneming van processtukken in ieder geval ontstaat. Dit tijdstip ontstaat, als gevolg van artikel 30 lid 1 Sv, in ieder geval vanaf het eerste verhoor na aanhouding.
De wetgever zoekt aansluiting bij het criterium van de verdachte uit artikel 27 Sv. Overigens was dit ook al het geval in de oude situatie. In het oude artikel 30 Sv werd immers ook het recht op kennisneming gekoppeld aan de hoedanigheid van verdachte.
MvT: kennisneming processtukken vanaf eerste verhoor
In de Memorie van Toelichting is ook expliciet aandacht besteed aan het ontstaansmoment van het recht op kennisneming van de processtukken. Hierin wordt uitgegaan van een recht op kennisneming van de processtukken in elk geval vanaf het eerste verhoor, maar bij langlopende onderzoeken zelfs eerder:
“Met beide adviesorganen ben ik van mening dat het voorstel van de onderzoekers, dat aansluit bij het moment van het eerste verhoor van de verdachte, als pluspunt heeft dat over het moment van kennisneming weinig tot geen discussie meer zal kunnen ontstaan. Daar staat evenwel tegenover dat er in de praktijk ook geregeld onderzoeken plaatsvinden waarbij de verdachte pas laat in het onderzoekstraject wordt verhoord, terwijl hij veel eerder weet of vermoedt dat hij als verdachte wordt aangemerkt. Op deze situaties wordt ook gewezen in de adviezen van de NOvA en de NVvR. Voor dit soort gevallen is het alleszins redelijk dat de verdachte, nog voordat hij als zodanig voor de eerste keer wordt verhoord, inzage kan krijgen in het procesdossier. Verder meen ik dat het gegeven dat het recht op inzage aanknoopt bij een begrip dat aan de bevoegde opsporingsautoriteiten een zekere discretionaire ruimte laat (het verdachtenbegrip), opsporingstechnisch niet problematisch behoeft te zijn.”
En
“Naar aanleiding van de verschillende standpunten van de adviesorganen waarop ik hierboven ben ingegaan en het advies van de Raad van State over dit onderwerp, stel ik wel voor om in het voorgestelde artikel 30, eerste lid, Sv te verduidelijken dat de verdachte het recht op kennisneming van de processtukken in ieder geval toekomt vanaf het eerste verhoor na aanhouding. Die toevoeging impliceert dat kennisneming op een eerder moment de verdachte niet kan worden onthouden, indien hij daarom verzoekt, maar biedt tegelijkertijd meer duidelijkheid over het moment waarop dit recht de verdachte in elk geval toekomt.”
(Kamerstukken II 2009/10, 32 468, nr. 3).
Onbeperkte kennisneming processtukken
De memorie van toelichting gaat ook uit van een onbeperkte bevoegdheid tot kennisneming van de processtukken:
“Onbeperkte bevoegdheid tot kennisneming
(..)
Het huidige artikel 30 Sv biedt de verdachte een in beginsel onbeperkte bevoegdheid tot kennisneming van de processtukken. De verdachte kan daardoor al vroeg worden geïnformeerd over het verloop en de resultaten van het opsporingsonderzoek. Hij kan gebruik maken van zijn verdedigingsrechten en op die manier een bijdrage leveren aan de waarheidsvinding. Zo is het mogelijk dat de verdachte na inzage van de processtukken verzoekt om de verrichting van enig onderzoek door de rechter-commissaris. Daarmee kan worden voorkomen dat de zaak later ter terechtzitting wordt aangehouden voor nader onderzoek.”